Module 1 | Maak van jouw klas een topklas!
Les 1
Hoe leer je een tekst?
ij veel vakken moet je een tekst begrijpen. Als je een tekst begrijpt, kan je de vragen in een toets goed beantwoorden. Dit kan je gebruiken vanaf de brugklas tot je examenjaar. Dus als je dat goed doet, ben je al half geslaagd. Daarover gaat deze les.
Na deze les weet je hoe je een tekst kan leren.
Terugkijken
Bespreek met de klas
De vorige module ging over plannen. In de laatste les heb je bedacht hoe je de toets ging plannen. Hoe heb je dat gedaan? Was je tevreden met het resultaat? Als je goede tips hoort noteer die in je notitieboekje of op je computer.
Biblio Bott is de naam van onze Chatknop. Hij helpt je bij je lessen. Aan hem kan je al je vragen stellen. Je kan bijvoorbeeld alle stappenplannen opvragen, oefenen uit de methode of je lesboek tot je het juiste antwoord geeft en hij controleert of het antwoord juist is. Biblio kan veel, maar niet alles. Wat nu als je en vraag stelt waar hij geen antwoord op weet? Stel dan je vraag anders. Beschrijf het probleem in de Biblio Bott.
Bekijk de video ‘5 types leerlingen in jouw klas’
Als je goede tips hoort, schrijf ze dan in je notitieboekje. Of bewaar die informatie op je computer. Maak eerst een mapje ‘Slim leren’. En daaronder bij elke module een nieuw mapje. Bijvoorbeeld: ‘Jouw klas, een topklas’. Als je liever wil schrijven, koop dan een notitieboekje bij de Action, de Hema of een andere winkel.
Ik wens jullie een fantastisch schooljaar.
Stap 1 | Bekijk de tekst globaal.
Om de tekst goed te begrijpen, ga je de tekst eerst globaal bekijken. ‘Globaal’ betekent ‘in grote lijnen’. Als je een tekst bekijkt, kijk je eerst alleen naar de dingen die meteen opvallen.
Bijvoorbeeld: de titel, schuin- en vet gedrukte tekst en tussenkopjes. Maar ook plaatjes en tekst bij de plaatjes.
Als je een tekst wilt begrijpen, moet je eerst weten wie of wat het onderwerp is. Het onderwerp is wie of wat de hoofdrol speelt in de tekst. Dat kan een persoon zijn of een ding.
Bijvoorbeeld: Claude, Willem Alexander of Boef.
Als je het onderwerp weet, kan je op zoek gaan naar de Hoofdgedachte. Dat is wat het onderwerp doet.
Bijvoorbeeld: ‘Claude inDe Beste Zangers van Nederland’, ‘Willem Alexander laat zijn baard staan of ‘Boef in de Ziggo Dome’.
Opdracht 1 | Hoe bekijk je de tekst gloaal?
Bedenk: wat springt uit de tekst?
Schrijf op wat je vooral opvalt. .
Als je een woord in de tekst niet begrijpt, kan het zijn dat je een deel van de tekst niet snapt. Zoek dus eerst uit wat dat woord betekent voor je verder gaat. Bewaar dat woord en betekenis eventueel op je computer of in je notitieboekje.
Stap 2 | Bestudeer de tekst actief
‘Actief’ betekent dat je iets gaat doen. In dit geval kan het zijn dat je belangrijke tekst gaat onderstrepen of markeren. En de belangrijkste tekst heeft te maken met de hoofdgedachte. Alles wat daar over gaat, is belangrijk. Dat noemen we hoofdzaken.
Als je een tekst wilt begrijpen, moet je er eerst achter komen wat het onderwerp van de tekst is. En daarna wat de hoofdgedachte is.
Het onderwerp is waar de tekst over gaat. Dat kan ‘een ding’ zijn, ‘iets’, ‘een dier’ of ‘een persoon’.
Bijvoorbeeld: een fiets (ding), de oceaan (iets), een paard (een dier) of Willem Alexander (een persoon). Dat betekent dat de fiets, de oceaan, etc. het onderwerp is van de tekst.
De hoofdgedachte is wat het onderwerp meemaakt of doet.
Bijvoorbeeld: de fiets was gestolen, de oceaan was vervuild, het paard was verdronken en Willem Alexander bracht een bezoek aan China.
Opdracht 2 | Hoe markeer je hoofdzaken?.
Bedenk: wat wil je vragen?
Leg uit waarom jij denkt dat dat de hoofdzaken zijn.
Zet dat in je notitieboekje of bewaar het op je computer in het mapje ‘Tekstbegrip’.
Als je de toets gaat plannen, verdeel het leren dan over 4 dagen. Wat doe je elke dag? Zet het onderstaande voorbeeld in je notitieboekje en gebruik deze informatie.
Bijvoorbeeld zo:
Dag 1. Bekijk de tekst globaal. Wat valt je als eerste op? [Les 1]
Dag 2. Bestudeer de tekst actief. Onderstreep of markeer de hoofdzaken. [Les 2]
Dag 3. Maak met de hoofdzaken de samenvatting. Doe dat ik je eigen woorden en in dezelfde volgorde als de tekst die je moet leren. Bedenk zelf (moeilijke) vragen over de tekst. [Les 2]
Dag 4. Laat je overhoren en ga op zoek naar de antwoorden op je eigen vragen. [Les 3]
Wat heb je geleerd?
Deze les heb ik geleerd hoe je een tekst kunt begrijpen. Door de tekst eerst globaal te bekijken. n daarna actief te bestuderen.
Challenge
Gebruik deze informatie als je de toets gaat leren. Pak het stappenplan erbij als je niet meer weet hoe je het moet aanpakken.
Extra opdracht
Als je vragen hebt of iets niet begrijpt, schrijf die in je agenda. Noteer dat op de dag dat je het wil vragen. Zet erbij aan wie je dat wil vragen.