Module 1 | Maak van jouw klas een topklas!
Les 1
Wat is het nut van je agenda?
Deze module gaat over een schoolagenda. De bedoeling van een schoolagenda is dat je belangrijke afspraken onthoudt. Dat kan gaan om privéafspraken: een afspraak met je tandarts, met een vriend of vriendin of met jezelf. Bijvoorbeeld: je favoriete programma bekijken.
Maar de agenda is vooral bedoeld om afspraken te noteren die over scho0l gaan. Bijvoorbeeld: wanneer je je huiswerk moet leren of maken, of wanneer je een toets of s.o. hebt. Dan loop je niet het risico dat je die belangrijke afspraak vergeet. Tenminste als je elke dag in je agenda kijkt.
Na deze les weet je hoe je je agenda optimaal kan gebruiken.
William James is de naam van onze Chatknop. Hij helpt je bij je lessen. Aan hem kan je al je vragen stellen. Je kan bijvoorbeeld alle stappenplannen opvragen, oefenen uit de methode of vragen stellen over je huiswerk. Als hij het antwoord niet weet, stel dan je vraag anders. Of beschrijf het probleem in de Chatknop.
Bekijk de video
Als je goede tips tegenkomt, sla die dan op in het tweede mapje onder ‘Slim Leren’, ‘Agenda’.
Als je goede tips hoort, schrijf ze dan in je notitieboekje. Of bewaar die informatie op je computer. Maak eerst een mapje ‘Slim leren’. En daaronder bij elke module een nieuw mapje. Bijvoorbeeld: ‘Jouw klas, een topklas’. Als je liever wil schrijven, koop dan een notitieboekje bij de Action, de Hema of een andere winkel.
Stap 1 | plak je rooster in je agenda.
Het rooster
Wat mag je op school niet vergeten? Bijvoorbeeld hoe laat je op school mot zijn, welk huiswerk je hebt voor de volgende dag. En wat je mee moet nemen. Daarvor heb je de agenda. Dan is wel verstandig om elke dag in je agenda te kijken. Niet alleen als het gaat over je huiswerk voor morgen, maar ook om afspraken die een week later in je agenda staan. Dan kan je daar nu al rekening mee houden. Bijvoorbeeld voor een grote taak als een toets voorbereiden.
Opdracht 1 | Wat staat er in het rooster?
Bedenk: wat er in het rooster ingevuld moet worden!.
Of plak het in je agenda. Deze informatie krijg je vanje mentor.
In je rooster staat welke vakken je op welke dag hebt, in welk lokaal je moet zijn, en hoe laat de les begint. Als je het rooster van de mentor krijgt, kan je het ook in je agenda plakken of overschrijven.
Stap 2 | Zet afspraken in je agenda
De agenda is vooral bedoeld om afspraken in te zetten. Op die manier weet je altijd wat je moet doen en waar je moet zijn. Niet alleen voor school, maar ook voor privéafspraken. .Meestal vinden die plaats buiten schooltijd.
Bijvoorbeeld wanneer je een sporttraining hebt. Maar soms ook wel onder schooltijd. Bijvoorbeeld een afspraak met je huisarts.
Toch is het verstandig om die in je agenda te zetten. Want als je om 19.00 een sportraining hebt, kan je niet je huiswerk leren of maken. Dan kan je daar rekening mee houden als je een planning gaat maken. Zet erbij van hoelang tot hoelang je daarmee bezig denkt te zijn.
Bijvoorbeeld: maandag van 19.00 tot 20.30 voetbaltrainen..
Opdracht 2 | Wanneer heb je een prive afspraak?
Bedenk: welke afspraken heb je met vrienden.
Privéafspraken zijn meestal op vaste tijden. Daarom zet je die als eerste in je agenda. Op de dag en de tijd dat je die afspraak hebt. Zo weet je dat je dan geen huiswerk kunt maken.
Stap 3 | Zet je huiswerk in je agenda.
Meestal aan het eind van elke les geeft je docent het huiswerk op. Soms schrijft hij het huiswerk op het bord. Schrijf dat meteen in je agenda op de dag dat je het gaat doen. Schrijf erbij voor welk vak het is en wat je daarvoor moet leren of maken.
Opdracht 3 | Hoe zet je je huiswerk in je agenda?
Doe dat elke dag als de docent het huiswerk opgeeft.
Als je het niet begrijpt, vraag het dan aan een klasgenoot of de docent. Of vraag het in de klassen-app.
Stap 4 | Kort je huiiswerk af.
Als je niet genoeg ruimte in je agenda hebt, kan je woorden afkorten. Dat betekent dat je niet het hele woord opschrijft maar een deel.
Bijvoorbeeld: het vak. ‘Geschiedenis’ wordt ‘gs’. ‘Hoofdstuk’ wordt ‘hs’. ‘’Leren’ wordt lr’.’
Gebruik wat jij het beste kan onthouden. Kort woorden zo af dat je zelf begrijpt wat het betekent. Je kan die woorden + afkorting ook voorin je agenda bewaren, zodat je het altijd kunt checken. Als daar geen ruimte voor is, kan je het op een blaadje schrijven en in je agenda plakken.
Opdracht 4 | Hoe kort je huiswerk af?
Je hoeft alleen woorden af te korten die je gebruikt om je huiswerk in je agenda te zetten. Bij elke huiswerktaak noteer je om welk vak het gaat, wat je moet doen en op welke dag je het gaat doen.
Schrijf je huiswerk zo in je agenda dat je thuis nog weet wat je moet doen. Als je vragen hebt bij een bepaald vak, zet die dan in je agenda. Aan wie ga je die stellen en wanneer ga je dat doen? Zodat je niet vergeet de vraag te stellen. Nogmaals: als je tenminste elke dag in je agenda kijkt.
Stap 5 | Concentreer je
‘Concentreren’ betekent dat je je aandacht erbij houdt. Bijvoorbeeld als de docent iets vertelt of uitlegt. Of als je thuis je huiswerk leert. Als je je goed kan concentreren, onthoud je de lesstof beter. Je kan tijdens de les ook aantekeningen maken, zodat je dat thuis nog eens na kunt slaan.
Als je je niet meer goed kan concentreren, onthoud je het niet zo goed. Neem dan een korte pauze van bijvoorbeeld 15 minuten. Alles wat je daarbij af kan leiden, noemen we ‘stoorzenders’. Die kan je uitzetten, zodat je niet wordt afgeleid.
Opdracht 5 | Wat versta je onder stoorzenders?
Bedenk: door welke stoorzenders jij soms afgeleid wordt?.
Stoorzenders leiden je af. Daardoor kan je je niet concentreren. Bijvoorbeeld: als je telefoon gaat. Daar moet je iets aan doen.
Dat je je niet zo goed kan concentreren, kan komen door wat jezelf doet. Bijvoorbeeld: omdat je een vriend(in) gaat bellen als je een toets leert. Maar ook door wat anderen doen. Hoe ga je daarmee om?
Bijvoorbeeld: iemand in de klas zit steeds door de uitleg van de docent heen te praten. Wat doe je dan?
Stap 6 | Bedenk vragen
Stoorzenders leiden je dus af. Afhankelijk voor hoe gevoelig je daarvoor bent, kan dat een telefoontje zijn, de radio die aan staat, lawaai van buiten of je kleinze zusje die binnenkomt. Als je daar last van hebt, moet je er iets aan doen. Maar wat?
Opdracht 2 | Wat doe je aan stoorzenders?
Dan doe je daar iets aan. Bijvoorbeeld: zet voor je begint aan je huiswerk, je telefoon op ‘stil’, hang een bordje op je deur met ‘Niet storen’ of laat hem beneden liggen. En neem pauze als je je niet meer goed kan concentreren.
Als je huiswerk hebt, begin dan met het leren van de belangrijkste taak. Dat kan een toets zijn of een presentatie. Als je daarmee klaar bent, laat je dan overhoren. Zet dat in je agenda, want ook overhoren kost tijd.
Hoe maak je een toets?
- Lees eerst alle vragen.
- Begin met de vragen die je al weet. De rest sla je even over.
- Daarna maak je de vragen die je denkt te weten.
- En als laatste beantwoord je de moeilijkste vragen.
Wat heb je geleerd?
Deze les heb ik geleerd hoe je agenda kon gebruiken en je eigen maken.
Challenge
Zet nu alles in je agenda wat je niet mag vergeten of wat je daarbij helpt, zoals het rooster.
Extra opdracht
Als je niets wil vergeten, zet dat dan in je agenda.
Bijvoorbeeld: een driehoek, een boek, een broodtrommel, je agenda, een liniaal, een passer, gymkleren, je bidon, etc.
Stappenplan
Bij elke studievaardigheid hoort een stappenplan. Als je niet meer weet hoe je die vaardigheid kan gebruiken, kan je het stappenplan erbij pakken. Dat is een document waarin je de studievaardigheid ‘Agenda gebruiken’ erbij kan pakken als je niet meer precies weet hoe dat werkt.
Als je nog vragen hebt, noteer die ook in je agenda. Die kan je de volgende mentorles stellen. Of aan de docent van het vak waar de vraag over gaat. Vergeet eventueel niet je boek mee te nemen dat hoort bij de volgende toets.