Chat with us, powered by LiveChat

Module 1 | Maak van jouw klas een topklas!

Les 2 Hoe ga je metelkaar om?.

Je zit pas in deze klas. Je zit een heel schooljaar met dezefde mensen in de klas. Dan is het natuurlijk prettig als je je daar goed bij voelt. Maar hoe zorg je ervoor dat je je prettig voelt in deze klas? Daarover gaat deze les.

 

Na deze les weet je wat jij kan doen om je goed te voelen in deze klas.

 

Terugkijken

 

Hoe voelen jullie je in deze klas? Heb je al vrienden gemaakt? Of twijfel je nog een beetje? Als je terugkijkt op de eerste weken, wat denk je dan?

 

Bespreek dat met de klas?

Als je goede tips van anderen hoort, bewaar die dan in je notitieboekje. Of bewaar die op je computer in het mapje ‘Maak van je klas een topklas’.

 

Biblio Bott is de naam van onze Chatknop. Hij helpt je bij je lessen. Aan hem kan je al je vragen stellen. Je kan bijvoorbeeld alle stappenplannen opvragen, oefenen uit de methode of je lesboek tot je het juiste antwoord geeft en hij controleert of het antwoord juist is. Biblio kan veel, maar niet alles. Wat nu als je en vraag stelt waar hij geen antwoord op weet? Stel dan je vraag anders. Beschrijf het probleem in de Biblio Bott.

Bekijk de video ‘5 types leerlingen in jouw klas’

Als je goede tips hoort, schrijf ze dan in je notitieboekje. Of bewaar die informatie op je computer. Maak eerst een mapje ‘Slim leren’. En daaronder bij elke module een nieuw mapje. Bijvoorbeeld: ‘Jouw klas, een topklas’. Als je liever wil schrijven, koop dan een notitieboekje bij de Action, de Hema of een andere winkel.

Ik wens jullie een fantastisch schooljaar.

Stap 1 | Kijk om je heen.

Kijk eens om je heen, wat is je eerste indruk van je klasgenoten? Kan je je voorstellen dat je met sommige van hen goede vrienden wordt?

Opdracht 1 | Hoe voel je je in deze klas?.

Bedenk: wanneer voel jij je goed?

Schrijf dat in je notitieboekje of op je computer.

Bijvoorbeeld: als ik iedereen in de klas ken. Met plezier naar school ga. En goede cijfers haal. Schrijf dat in je  notitieboekje of bewaar het op de computer in een mapje: ‘Maak van je klas een topklas’.

Stap 2 | Bedenk vragen.

Vragen zijn een goed ‘wapen’. Door ze te stellen, kan je veel leren. Tenminste, als je goede vragen stelt. Bijvoorbeeld: ‘Kan je me helpen?’

Als je iets niet snapt, kan je het aan je docent vragen. Als je iets wil weten, vraag je het aan iemand die het antwoord weet.

 

Die kans krijg je bij de volgende opdracht. Daarbij ga je vragen stellen aan je klasgenoten. Kijk eens rustig om je heen, aan wie zou je een vraag willen stellen? Wat wil je weten van die persoon?

Bijvoorbeeld: ‘Ben je sportief? Van welke muziek houd jij? Uit welk land kom je?’ Etc.

Opdracht 2 | Wat wil je van iemand weten?.

Bedenk: Wat kan je vragen?.

De volgende les mag je aan elke leerling een of meer vragen stellen. Welke vragen kan jij bedenken voor elke klasgenoot?.

Bijvoorbeeld: wat vind je de mooiste film die je ooit hebt gezien? Wat wil je later worden? Waarom heb je voor deze school gekozen? Van welke muziek hou jij? Etc.

Stap 3 | Stel vragen

De vorige les heb je vragen bedacht. Je weet ook aan wie je die wil stellen. In deze les ga je die vragen écht stellen. Maar je klasgenoten stellen ook vragen aan jou.

Opdracht 3 | Welke vragen kreeg jij?

Bedenk: De vragen die aan jouw zijn gesteld?

Hoe pak je het aan?

  1. Pak een blaadje en een pen.
  2. Zoekt een plekje.
  3. Stel de eerste vraag aan degene die tegenover je zit. Je krijgt 1 minuut de tijd om je vraag te stellen. Daarna stelt de ander een minuut vragen aan jou.
  4. Schrijf de naam van degene die tegenover je zit in je notitieboekje. Wat was het antwoord op je vraag?
  5. Als de mentor het sein geeft, schuift de ene rij een plekje op. Degene die vooraan zit, sluit achter aan. De andere rij blijft gewoon zitten.
  6. Net zolang tot je iedereen hebt gesproken.
  7. Daarna beantwoord je de volgende vraag.

 

 

Wat vond jij de leukste antwoorden?

Bewaar de antwoorden in je notitieboekje. Of in een mapje op je computer. Schrijf erbij wie dat antwoord gaf. Vertel wat je ervan vond. Zou je iemand beter willen leren kennen?

 

Bespreek dat met de klas.

Als je iemand leuk vindt, praat dan later verder.

Stap 4 | Maak afspraken.

Wanneer vind jij een klas een fijne klas? Aan welke voorwaarden moet die klas dan voldoen?

Bijvoorbeeld: een klas waar iedereen iedereen helpt. Of een klas waar iedereen met respect wordt behandeld? Maak daar afspraken over.

Opdracht 4 | Welke afspraken wil je maken?

Bedenk: De opsomming in begrijpelijke zin is de samenvatting?

Bespreek in groepjes.

Welke regels gelden in de klas?

Bijvoorbeeld: ‘Ik wil graag dat we elkaar met respect behandelen’. Of: ‘Ik wil niet dat er iemand wordt gepest in deze klas.’ Etc.

Welke afspraak maken jullie daarover? Schrijf de afspraak die je met je groepje hebt gemaakt in je notitieboekje. Of bewaar die op je computer.

 

Gebruiksaanwijzing:

  1. Als jullie klaar zijn, leest elk groepje de afspraak voor.
  2. De mentor schrijft die afspraak op het bord.
  3. Het groepje dat dezelfde afspraak heeft bedacht, steekt zijn vinger op.
  4. De mentor telt het aantal vingers.
  5. De 5 afspraken met de meeste stemmen tellen. Dat zijn de afspraken waar iedereen in de klas zich aan moet houden.

 

Schrijf de afspraken die jullie hebben gemaakt in je notitieboekje of op je computer. 

Deze afspraken zijn jullie eigen regels voor de klas. Tot het einde van het schooljaar. Gaat het niet goed? Dan kunnen jullie de regels aanpassen. Praat daar met de hele klas over.

 

Stap 5 | Houd je aan je afspraken.

Afspraken maken is een goed idee. Maar hoe zorg je ervoor dat iedereen zich eraan houdt? En wat doe je als iemand zich er niet aan houdt? Iedereen in de klas is daarvoor verantwoordelijk. Spreek elkaar daar op aan! Hoe je dat doet, lr je deze les.

Opdracht 5 | Welke straf hoort erbij?.

Bedenk: Ludieke straffen?

Bedenk in groepjes welke staf bij elke afspraak hoort.

 

Gebruiksaanwijzing

  1. Maak weer groepjes.
  2. Elk groepje bedenkt bij de afspraken een grappige ‘straf’.

Bijvoorbeeld: bij de afspraak: ‘In onze klas wordt niet gepest’, zou de straf kunnen zijn: ‘een spreekbeurt houden over pesten’.

  1. Elk groepje noemt bij elke afspraak, welke straf het daarbij heeft bedacht.
  2. Als jouw groepje dezelfde afspraak heeft bedacht, steekt iemand zijn vinger op.
  3. De mentor noteert weer het aantal stemmen.
  4. De straf met de meeste stemmen telt.

 

Schrijf nu alle afspraken op een groot vel.

En zet bij elke afspraak de ‘straf’. Daarna zet iedereen zijn handtekening eronder. Dat betekent dat iedereen het ermee eens is.

Stap 6 | Vier successen.

Nu komt het leukste: elke week (of elke maand) bespreek je met de mentor hoe het is gegaan. Houdt iedereen zich aan de regels en helpen jullie elkaar? Als er successen zijn geboekt, ga je dat vieren. Maar hoe ga je dat doen?

Bijvoorbeeld: als iedereen zich aan de afspraken heeft gehouden, trakteert de mentor.

 

Een leuke ‘straf’ is om iemand die zich niet aan de afspraak houdt daar een spreekbeurt over te laten houden. Schrijf dat op het grote vel.

Opdracht 6 | Hoe ga je dat samen vieren?

Bedenk: Leuke dingen om samen te doen?

Bedenk hoe je dat kan vieren.

Drie keer is scheepsrecht. Bedenk dus weer in groepjes wat successen zouden kunnen zijn. Bedenk ook hoe je elk succes gaat vieren. Daarna bepalen jullie welke successen gevierd gaan worden. En hoe je dat gaat aanpakken. Je kan ook iemand uit de klas kiezen die dat organiseert.

Wat heb je geleerd?

Deze les les heb ik geleerd hoe ik alle hoofdzaken uit de tekst kan vinden. En hoe ik daarmee een samenvatting kan maken.

Challenge

Leer de toets de komende week op deze manier.

De volgende les bespreken we hoe je dat hebt ervaren? Wat is het resultaat en ben je daar tevreden mee? Waarom wel en waarom niet?

 

Extra opdracht

Als je vragen hebt of iets niet begrijpt, schrijf die in je agenda. Noteer dat op de dag dat je het wil vragen. Zet erbij aan wie je dat wil vragen.