Chat with us, powered by LiveChat

Profielwerkstuk HV

Fase 2 Voorbereiding

 

 

De voorbereiding is misschien wel het belangrijkste onderdeel van het proces. Een slechte voorbereiding leidt meestal tot een slecht eindresultaat. En andersom leidt een goede voorbereiding tot een goed eindresultaat. In deze fase bereid je je voor op het schrijven van je Profielwerkstuk. Dat houdt in de praktijk in dat je (eventueel) een thema gaat bedenken, een onderwerp bepaalt, een onderzoeksvraag bedenkt en op zoek gaat naar goede informatie om daar het antwoord op te kunnen geven. Als je deze fase hebt doorlopen, is het tijd voor waar het eigenlijk om gaat: het schrijven van je Profielwerkstuk.

 

FASE ORGANISEREN

FASE 2: VOORBEREIDEN

FASE 3: SCHRIJVEN

FASE 4: AFRONDEN

Logboek (1)

Thema (6)

Werkstuk opzet (9)

Presentatie vorm (14)

 

Onderwerp (7)

Met wie? (2)

Werkstuk concept (10)

Inleveren (15)

Onderzoeksvraag (8)

Begeleider (3)

Conclusie (11)

Plan van aanpak (4)

Deelvragen

Presenteren (16)

Bronnen (12)

Hypothese

Werkstuk concreet (13)

Informatie zoeken

Feedback (5)

Plannen

Informatie zoeken en beoordelen

Reflecteren

Presenteren

FASE 1: ORGANISEREN

FASE 2: INFORMATIE ZOEKEN

FASE 3: INFORMATIE BEOORDELEN

FASE 4: PRESENTEREN

 

 

 

Stap 6 Bepaal het thema

 

Deze stap kan je helpen om je eerst in de breedte te oriënteren op waar je inte- resses liggen. Een thema beslaat een groot (interesse)gebied. Mogelijke thema’s zijn ‘(dier)geneeskunde’, ‘(kinder)psychologie’ en ‘voeding’.

 

 

Waar kun je aan denken?

 

Het kiezen van een thema is handig voor een eerste oriëntatie: waar gaat je hart sneller van kloppen, waar wil je meer van weten of waar ben je goed in? Om daar een beeld van te krijgen, kun je een mindmap, een moodboard of collage gebruiken. Mindmeister.com helpt je om je gedachten te ordenen.

 

Kijk ook eens bij prezi.com.

 

Je kiest een thema op basis van (bijvoorbeeld) de volgende vragen:

 

Waar is veel informatie over te vinden?

Stel dat je een thema kiest waar weinig tot geen informatie over te vinden is, dan wordt het lastig om daarbinnen een onderwerp voor een profielwerkstuk te vinden.

 

Waar weet jij al veel van?

Wellicht ben je een gepassioneerd beoefenaar van een sport, of besteed je een deel van je vrije tijd aan vrijwilligerswerk? Dan weet je daar doorgaans al veel van.

 

Heb je misschien mensen in je netwerk die je inspireren?

Heeft je vader of moeder een interessant beroep waar je meer van wilt weten, ken je iemand die een studie heeft gedaan of doet, die jou ook inspireert, of heb je een vriend die zich bezig houdt met vluchtelingenopvang. Allemaal dingen die jou op goede ideeën kunnen brengen.

 

Bij welk vak ligt je hart?

Je kunt ook beginnen bij het (profiel)vak waar je het meest in geïnteresseerd bent. Bij het vak natuurkunde kun je bijvoorbeeld denken aan het thema Che- mie of Moderne Fysica. Van daaruit kom je vast interessante thema’s tegen.

 

Wat zijn je hobby’s?

Het klinkt misschien gek, maar voor de keuze van een thema kun je je ook la- ten inspireren door je hobby. Dat is in ieder geval iets wat je graag doet en waar je waarschijnlijk meer van weet dan een ander.

 

Heb je je al voor een studie ingeschreven?

Mocht je je al hebben ingeschreven voor een studie na je middelbare school, kun je het ook in die richting zoeken. Zo niet, dan kan het nadenken over een geschikt thema wellicht (of juist) bijdragen aan het antwoord op de vraag: wel- ke vervolgopleiding ga ik straks doen?

 

Aan welke eisen moet je profielwerkstuk voldoen?

Wellicht zijn er eisen aan je profielwerkstuk verbonden die niet aansluiten bij een door jou gekozen thema. Check dat voor je een definitieve keuze maakt.

 

Veel hogescholen, bedrijven, musea, universiteiten en stichtingen hebben een databank aan Profielwerkstukken en andere informatie voor je verzameld, dat soms ook nog eens aansluit bij een studie die je later wellicht wilt volgen. Bepaal op basis van die informatie welk thema bij je past.

 

 

OPDRACHT

 

Ga naar je logboek en schrijf informatie die te maken heeft met het kiezen van het thema in je logboek (Hoe zijn jullie te werk gegaan?). Vermeldt ook waar je eventueel tegen aan bent gelopen, hoe je mogelijke problemen hebt opgelost en wat je daarvan hebt geleerd.

 

 

CHECKLIST

 

Hoe bepaal je welk thema het best bij je past?

Door na te denken over een thema waar:

  • je al veel van weet;
  • veel informatie over te vinden is;
  • je in geïnteresseerd bent.

 

Of ga eens te rade bij:

  • je netwerk (vrienden, ooms, tantes, ouders, ouders van vrienden);
  •  je lievelingsvak;
  • je hobby;
  • de studie die je na deze school wil gaan volgen.

 

Vergeet daarbij niet de eisen te checken waaraan je Profielwerkstuk moet voldoen.

page31image7757952 page31image7758160 page31image7758368 page31image7758576 page31image7758784 page31image7758992 page31image7759200 page31image7759408

page32image8042720 page32image8036480 page32image8039392 page32image8043552 page32image8042928 page32image8029616

 

 

 

 

 
 

 

 

 

Stap 7 Kies een onderwerp

 

 

Het onderwerp is een deel van een thema, bijvoorbeeld het thema ‘Voeding’. Het onderwerp zou dan kunnen zijn: ‘Echt gezonde voeding’. Waar kun je aan denken bij het vinden van een geschikt onderwerp voor jou?
Bij het kiezen van een geslaagd onderwerp kun je je je laten inspireren door een collage of een moodboard te maken. Voorbeelden van sites die je daarbij kunnen helpen zijn Picmonkey.com, polyvore.com of de moodboard app.

 

 

Ga je orienteren op het onderwerp!

 

Oriënteren betekent ‘op onderzoek uit gaan’. Bijvoorbeeld door Wikipedia-pa- gina’s te bekijken, op zoekmachines artikelen te zoeken en te lezen, of op een andere manier snel basisinformatie over deze onderwerpen te verzamelen. Zo vorm je je een beeld van wat je interessant en minder interessant vindt aan elk onderwerp.

 

Wat kan je daarbij helpen?

Begin bijvoorbeeld met het maken van een mindmap: Plaats het thema in het midden, en zet daar mogelijke onderwerpen om heen. Je mag daar ook al sub-onderwerpen omheen gaan zetten. Zo bepaal je al grof de indeling van je Profielwerkstuk. Daarna bepaal je welk onderwerp het best bij je/jullie past. Dat doe je bijvoorbeeld op basis van onderstaande opties.

 

• Kies een onderwerp waar veel informatie over te vinden is.

Stel dat je een onderwerp hebt gevonden waar maar weinig informatie over te vinden is, dan maak je het niet gemakkelijker voor jezelf. Het is niet een harde voorwaarde, maar wel een voordeel als er veel informatie over je onderwerp te vinden is.

 

• Maar andersom: kies geen onderwerp omdat er veel informatie over te vinden is.

Als je niets met dat onderwerp hebt, maar er is wel lekker veel informatie over te vinden, dan moet je je afvragen hoe motiverend het voor jou is om een tijd- lang aan dat onderwerp te werken. Het is veel belangrijker dat je een onder- werp kiest dat je boeit.

 

page32image8035232

  • Wie kan je daarbij helpen?

Als je er niet uitkomt, kun je het aan iemand uit je netwerk vragen.

 

Als jij en je partner er samen niet uitkomen, is een goede manier om bij de onderwerpen waar jullie over van mening verschillen de plus- en minpunten te benoemen. Kijk dan ook naar plus- of minpunten die voor een van jullie super belangrijk zijn. Laat dat zwaarder meewegen in de keuze.

 

Check rug.nl als je nog niet weet welk onderwerp je wilt kiezen. Daar kun je op basis van je (profiel)vakken allerlei onderwerpen vinden.

 

 

OPDRACHT

 

Schrijf je onderwerpkeuze in je logboek. Leg uit waarom jullie voor dat onderwerp hebben gekozen. Vermeld ook waar je eventueel tegen aan bent gelopen, hoe je mogelijke proble- men hebt opgelost en wat je daarvan hebt geleerd.

 

 

CHECKLIST

 

Hoe kies je je onderwerp?

Ga je eerst oriënteren op het onderwerp (welke onderwerpen passen binnen je thema?). Maak daarbij eventueel gebruik van:

• een mindmap;
• brainstormen;
• een collage;
• een moodboard;
• een combinatie van bovenstaande.

 

Ga daarvoor op zoek naar:

  • plaatjes;
  • teksten;
  • websites;
  • kreten;
  • titels;
  • Etc.

die je inspireren.

Stap 8 Bepaal je onderzoeksvraag

 

 

Een onderzoeksvraag (ook wel ‘hoofdvraag’ genoemd) is de vraag waarop je tijdens het onderzoeksproces een antwoord wilt vinden. Bijvoorbeeld: ‘Wat is echt gezonde voeding?’

 

HOOFDVRAAG

 

Wat is het nut van een hoofdvraag?

 

Een hoofd- of onderzoeksvraag is voor de schrijver, maar ook voor de lezer, de rode draad door het onderzoek, en dus door het Profielwerkstuk. Dat geeft structuur aan (alle onderdelen van) je onderzoek en tekst. En het belangrijkste, het maakt dus het onderzoek én het schrijven van je Profielwerkstuk een stuk eenvoudiger en efficiënter.

 

Wanneer formuleer je je onderzoeksvraag?

 

Een onderzoeksvraag formuleer je als je al iets meer van je onderwerp afweet, maar voor je met het onderzoek begint.

 

  1. Het beste kun je beginnen met het verzamelen van informatie over het onderwerp. Denk daarbij aan boeken, bladen, artikelen (o.a. op websites), interviews en kranten.
  2. Daarna ga je je globaal inlezen. Maak daarbij keuzes: dat kan een heel artikel zijn, of een deel daarvan. Onderstreep of cursiveer gedeeltes die je belangrijk vindt.
  3. Vervolgens bepaal je welk doel je met je profielwerkstuk wilt bereiken. Om- schrijf het doel en vermeld dat in je logboek.
  4. En ten slotte kun je op basis van die informatie je onderzoeksvraag formuleren. Om tot een goede onderzoeksvraag te komen moet je wel weten waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen, wat je interesseert en/of waar je achter wilt komen.

 

 

Waar moet je onderzoeksvraag aan voldoen?

 

Om een onderzoeksvraag te kunnen formuleren, moet je goed weten wat je met je onderzoek wilt bereiken. En ook niet onbelangrijk, vraag je af: Is dat moge- lijk? Als je met je profielwerkstuk bijvoorbeeld een antwoord wilt krijgen op de vraag: Hoe lossen we het hongerprobleem in de wereld op?, leg je de lat waar- schijnlijk iets te hoog.

 

(Het antwoord op) je onderzoeksvraag…:

 

moet te checken zijn;

Dat betekent dat je informatie moet (kunnen) onderbouwen met argumenten gebaseerd op (wetenschappelijk) onderzoek of informatie verkregen door betrouwbare bronnen (boek of artikel geschreven door een autoriteit op het gebied van je profielwerkstuk, een website van een universiteit of instelling die op dat gebied als autoriteit wordt gezien of een artikel in een blad dat zo te boek staat.)

 

moet interessant zijn;

Een hoofdvraag bij een Profielwerkstuk die niet interessant is, zal weinig mensen inspireren het te lezen.

 

moet passen binnen je profielvak;

Aangezien je Profielwerkstuk moet aansluiten bij je profielvak, zal de hoofdvraag daarbij aan dezelfde eisen moeten voldoen.

 

geeft specifiek aan waar het Profielwerkstuk precies over gaat;

Als iemand anders je onderzoeksvraag leest, zou hij meteen moeten weten waar je Profielwerkstuk over gaat.

 

is een open vraag;

Een open vraag begint vaak met ‘wat’, ‘hoe’ of ‘waarom’, maar soms ook met een werkwoord. Een open vraag kan ook bestaan uit een stelling en eindigen met: ‘Klopt dat?’

 

bevat alle kernwoorden uit het thema;

Bij het voorbeeld in dit boekje zijn zowel gezond als voeding kernwoorden.

 

 

Als dat wel zo is, heb je grote kans dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Stel: je onderzoeksvraag is ‘Moeten industriële bedrijven die ongezonde producten produceren daarmee stoppen?’ Dan kun je nog te veel andere, belangrijke vragen stellen, zoals: om welke producten gaat het, wat zijn de ge- volgen als deze bedrijven massaal gedwongen worden te stoppen, kun je dit wetenschappelijk onderbouwen en zo kunnen we nog wel even doorgaan.

Bedenk zelf (samen met je partner) alvast wat voor antwoorden je kunt geven op je onderzoeksvraag; of stel die vraag aan je begeleider, ouders of medeleerlingen. Een betere onderzoeksvraag zou kunnen zijn: ‘Zou het aanmoedigen van biolo- gische voeding in Nederland binnen tien jaar kunnen leiden tot een hogere le- vensverwachting?’ Begin je onderzoeksvraag met ‘wat’, ‘waarom’ of ‘hoe’ (in plaats van ‘hoelang’, ‘hoeveel’, ‘welke’ of ‘wanneer’.

 

1. Je onderzoeksvraag mag ook niet te ‘smal’ zijn.

 

Dan zal het antwoord te voor de hand liggend zijn, zo voor de hand liggend dat onderzoek niet nodig is, en je Profielwerkstuk slechts uit een paar pagina’s zal bestaan. Een voorbeeld van een te smalle onderzoeksvraag is: ‘Hoe- veel mensen sterven in Nederland jaarlijks door het eten van industriële voeding?’ Deze vraag kun je namelijk met één cijfer al beantwoorden. ‘Waarom is industriële voeding ongezond?’ zou daarom een betere onderzoeksvraag zijn.

 

2. moet concreet zijn.

Concreet betekent ‘duidelijk’, ‘zodat je er niet naar hoeft te raden’, ‘tastbaar’, ‘te begrijpen’. Waarom is biologische voeding gezonder of ongezonder dan industriële voeding?’ is een concrete, dus goede onderzoeksvraag.

 

3. Mag niet te voor de hand liggend zijn.

Als iemand je onderzoeksvraag leest, en voor hij aan je stuk begint het ant- woord al weet, is zo’n onderzoek tamelijk zinloos. Je moet iets willen weten, wat je nog niet weet. Waar je dus onderzoek naar moet doen.

 

page36image8016352 page36image8016768

page37image8049744 page37image8056192 page37image8057440 page37image8057648 page37image8057856 page37image8058064 page37image8058272 page37image8058480

Hypothese

Meestal heb je al wel een idee wat een antwoord op je onderzoeksvraag kan zijn, dit is een hypothese (verwachte uitkomst) bij je vraag. Schrijf je hypothese op zodat je gerichter naar informatie kunt zoeken. Een hypothese kan in dit geval zijn: ‘Echt gezonde voeding is voeding die je weerstand versterkt’.

 

Deelvragen

Een onderzoeksvraag is vaak te groot om, als je daar nog weinig van weet, eenvoudig te kunnen worden beantwoord. Om het onderzoek beter uit te kunnen voeren, is het daarom (soms) verstandig om je onderzoeksvraag op te splitsen in een aantal deelvragen. Door een antwoord te vinden op alle deelvragen, be- antwoord je dan uiteindelijk je hoofdvraag.

De deelvragen helpen je zo om de hoofdvraag beter te kunnen beantwoorden, maar ook om je onderzoek te ordenen. De kans is dan ook kleiner dat je iets over het hoofd ziet.

 

 

De W- en H-vragen

 

Bij het opsplitsen van de hoofdvraag in deelvragen kun je gebruik maken van de w- en h-vragen. Dat zijn vragen die beginnen met wat, wanneer, waar, welke, waarom en hoe. Maar ook de vraagtypen verderop bij deze stap kun je gebrui- ken. Bij het in dit boekje gebruikte voorbeeld – Wat is echt gezonde voeding? – kun je dus de volgende deelvragen formuleren:

  • Waar moet echt gezonde voeding aan voldoen?
  • Wat is het verschil tussen gezonde en ongezonde voeding?
  • Wat is biologische voeding?
  • Wat is industriële voeding?
  • Ervanuitgaandedatwevroegerwelgezondaten,watzijndeverschillenmetnu?

 

Je stelt deze deelvragen om de hoofdvraag te ondersteunen. Stel dus geen deelvragen die niets met de hoofdvraag te maken hebben.

 

 

En dan nog dit:

 

Er zijn verschillende vraagtypen:

 

Beschrijvende vragen (resultaat: beschrijvend onderzoek):

Voorbeeld: ‘Wat doet de Nederlandse overheid om ons tegen ongezonde voeding te beschermen?’

Vraagtypen: Wat is/zijn…? Wanneer is…? Hoe…? Welke eigenschappen heeft…?

Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie iets in kaart wilt brengen of iets wilt zeggen wat er is gebeurd, wanneer, waar, enz.

 

Vergelijkende vragen (resultaat: vergelijkend onderzoek):

Voorbeeld: ‘Wat is het verschil tussen ongezonde en gezonde voeding?’

Vraagtypen: Wat is het verschil/de overeenkomst…? Op welke punten stemmen…overeen?

Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie overeenkomsten en/of verschillen wilt aangeven.

 

Verklarende vragen (resultaat: verklarend onderzoek):

Voorbeeld: ‘Wat is de oorzaak van de welvaartsziektes-epidemie?’

Vraagtypen: Hoe komt het dat…? Waarom is…? Wat is de oorzaak van…?

Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie een verklaring wilt geven, iets wilt uitleggen, een verschijnsel in verband wilt brengen met een wetma- tigheid.

 

Evaluatie vragen (resultaat: evaluatie-onderzoek of waarde bepalend onder- zoek):

Voorbeeld: ‘In hoeverre is het mogelijk echt gezond te eten?’

Vraagtypen: Welke is de beste/slechtste…? Wat vinden de …van…? In hoeverre…?

Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie een oordeel of mening wilt ge- ven.

 

Voorspellende vragen (resultaat: voorspellend onderzoek):

Voorbeeld: ‘Hoe zal over pakweg vijftig jaar ons voedingspatroon er uit zien?

Vraagtypen: Hoe zal het…zijn in…? Wat verwacht je dat…? Hoe denk je dat het zal…?

Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie een voorspelling wilt doen, wilt zeggen hoe iets verder zal gaan of hoe iets zal aflopen.

 

Probleemoplossende vragen (resultaat: probleemoplossend onderzoek):

Voorbeeld: ‘Hoe kunnen we ervoor zorgen dat gezonde voeding betaalbaar wordt?’

Vraagtypen: Hoe kan…? Waar kan…? Wat kan…? Hoe moet…? Wat moet…?

Dit vraagtype gebruik je als je in de eindconclusie voorstellen doet hoe een probleem aan te pakken.

 

Check profielwerkstukhulp.nl. Daar krijg je veel informatie die je kan helpen om je onderzoeksvraag te formuleren.

 

 

 

OPDRACHT

 

Schrijf je onderzoeksvraag in je logboek. Leg uit hoe jullie daarop zijn gekomen. Vermeld daarin ook de deelvragen, (eventueel) je hypothese en mogelijke leerpunten. Geef je partner feedback en beschrijf jouw reactie op de feedback die jij hebt gekregen. Heb je er iets van geleerd? Wat neem je daarvan mee naar de volgende stap?

 

 

CHECKLIST

 

Hoe formuleer je je hoofdvraag en (eventueel) deelvragen

  • Oriënteer je op je hoofdvraag.
  • Formuleer je hoofdvraag.
  • Check of deze voldoet aan de voorwaarden zoals in dit hoofdstuk beschreven onder het kopje ‘Waar moet je onderzoeksvraag aan voldoen?’
  • Formuleer daarna je deelvragen.

 

Aantekeningen

page39image8231216 page39image8231008page39image8226224 page39image8225600page39image8226640 page39image8232880page39image8225808 page39image8225392page39image8229552 page39image8238496page39image8233296 page39image8296544page39image8299040 page39image8061136page39image8068208 page39image8074656

 

Stap 9 ZOEK (GOEDE) INFORMATIE

 

 

In deze fase zoek je uit waar je je informatie vandaan haalt. Deze stap kun je uitsplitsen in twee sub-stappen: Hoe kom je aan informatie? en Wat is goede informatie?

 

Hoe kom je aan informatie?

Met behulp van de hoofdvraag en deelvragen, kun je zoektermen gaan formu- leren. Aan de hand van die zoektermen (en eventueel vragen) kun je in zoekma- chines informatie gaan zoeken. Maar dat zijn niet de enige vindplaatsen.

 

Waar vind je informatie?

Hieronder een overzicht van de meest gebruikelijke vindplaatsen:

 

Zoekmachines

Er zijn diverse zoekmachines. De meest gebruikte is Google. Daar kun je veel informatie vandaan halen. Hoewel het de meest gebruikte is, betekent dat niet automatisch dat alle informatie betrouwbaar (lees: objectief waar) is. Google is niet de enige zoekmachine. De meeste lijken erg op Google (Bijvoorbeeld Ya- hoo). Daarnaast zijn er zoekmachines die veel privacy-vriendelijker zijn dan Google (DuckDuckGo).

 

Bibliotheek

Als je op zoek wilt naar boeken en artikelen over je onderwerp, is de bibliotheek een goede start. Je zou kunnen beginnen op www.bibliotheek.nl. (zie verder: Boeken).

 

Musea

Afhankelijk van je onderwerp is een museum wellicht een goed begin.

 

 

Boeken

Een boek geeft meestal veel informatie. Vaak is, afhankelijk van het soort boek, de inhoud objectief waar, omdat het geschreven is door iemand die onderzoek heeft gedaan naar het onderwerp waar het in het boek over gaat.

 

Interview

Je kan iemand die veel weet over je onderwerp, of die een baan heeft die daar bij aansluit, vragen om een interview. Bijvoorbeeld een schrijver van een boek over gezonde voeding, of iemand die in een biologische- of natuurwinkel werkt.

 

Enquête

Een enquête kan ook een manier zijn om een deel van je profielwerkstuk mee te onderbouwen. In het geval van gezonde voeding, zou je dit middel kunnen gebruiken om uit te zoeken wie echt gezond eet, of juist ongezond.

 

Wikipedia

De informatie die je van Wikipedia haalt, is doorgaans objectief, alleen meestal nogal droog van toon.

 

En…

Er zijn nog (veel) meer manieren om aan informatie te komen. Denk bijvoor- beeld eens aan veldwerk, excursie, proeven doen, of een bezoek aan een hbo-/ wo- instelling of bedrijf.

 

Hoe bepaal je welke manier van zoeken voor jou de beste is?

Voor welke manier je kiest, hangt af van je eigen voorkeur, maar ook van het soort onderzoek (gekoppeld aan welk vak) dat je doet. In het geval van het in dit boekje gebruikte voorbeeld zou internet en boeken, eventueel een enquête en een of meer interviews, de voorkeur kunnen genieten.

page42image7784480

Als je informatie gevonden hebt, zet dan in je logboek om welke informatie het gaat, en wat de bron is van deze informatie (dus waar je het hebt gevonden). Dat bespaart je veel extra werk achteraf.

 

Wat is goede informatie?

Zo verzamel je in eerste instantie heel veel informatie binnen het kader van je onderzoek. Uiteindelijk zal je daar maar een (klein) deel van gebruiken. Maar welk deel is dat? Wat is, met andere woorden, goede informatie? Hoe bepaal je dat?

 

Goede informatie is…

 

1. Feitelijk juist
Goede informatie is feitelijk juist. Dat betekent dat je de informatie die je ge- bruikt/verwerkt in je profielwerkstuk kunt onderbouwen met argumenten die door iedereen te begrijpen zijn.

2. Betrouwbaar
Met andere woorden: de informatie moet betrouwbaar, dus controleerbaar zijn (bijvoorbeeld door de lezer).

3. Volledig
Dat betekent dat je niet een deel van de informatie geeft (of juist weglaat), om je profielwerkstuk een bepaalde kant op te duwen. Anders kan het voorko- men dat er bepaalde informatie niet wordt weergegeven wat voor de ene per- soon misschien niet belangrijk is maar voor de ander juist wel. Met name als het over (gezonde) voeding gaat, is dat een heel belangrijke voorwaarde.

4 Actueel (UP-TO-DATE)
De informatie moet de laatst beschikbare informatie zijn. Dus niet informatie die inmiddels achterhaald is door de actualiteit, maar die gaat over hoe de situatie op dit moment is.

page42image7791552 page42image7791968 page42image7791760 page42image7792592 page42image7793008 page42image7814800 page42image7894016 page42image7891520page43image7769552 page43image7769760 page43image7769968 page43image7770176 page43image7770384 page43image7770592

Naarmate je meer informatie verzamelt, kan het risico zijn dat je daarmee je kader steeds groter maakt (er steeds meer bijhaalt, wat misschien niet van belang is, afgezet tegen je hoofdvraag). Het is dan voor de hand liggend dat je Profielwerkstuk steeds uitgebreider wordt. Probeer je zoveel mogelijk te houden aan je eigen kaders.

 

Op http://www.zoekprof.nl/achtergronden/betrouwbaarheid-informatie. html vind je informatie over wat betrouwbare informatie is.

 

Op https://sites.google.com/site/zoektips/nl leer je hoe je slim kunt zoeken. En op http://www.7ideas.net/csi-on-internet/ kun je informatie vinden die goed verstopt zit.

 

 

OPDRACHT

 

Wat heb je van deze fase geleerd. Schrijf dat op in je logboek. Kijk ook eens terug op fase 2; welke problemen kwam je tegen, hoe heb je die opgelost en wat neem je daarvan mee naar de volgende stap?

 

CHECKLIST

 

Hoe vind je goede informatie?

  • Bepaal voor welke informatie je kiest: Welk antwoord op welke vraag wil je vinden?
  • Welke zoektermen ga je bij het zoeken gebruiken?
  • Verzamel zoveel mogelijk (bruikbare) informatie.
  • Bepaal welke informatie goede informatie is.

 

Wat is goede informatie?

Goede informatie is:

  • feitelijk juist;
  • betrouwbaar;
  • volledig;
  • actueel.

Gebruik daarbij ook het stappenplan Informatie zoeken.

Inhoudsopgave

Les 1. Wat is je doel dit schooljaar?

Les 2. Hoe leer je een schoolexamen het beste?

Fase 3. Schrijf je werkstuk

Handige tips voor, tijdens en na het examen?

Les 5