Module 5. Tekstbegrip
Les 2 Wat zijn de hoofd- en bijzaken?
Om een tekst goed te begrijpen, is het goed om te weten wat er belangrijk is in de tekst. Daarbij speelt de hoofdgedachte een belangrijke rol. Alles wat direct gaat over de hoofdgedachte is belangrijke informatie. Ga dus op zoek naar informatie bij de hoofdgedachte. Dat zijn de hoofdzaken. Daarover gaat deze les.
Na deze les weet je hoe je de hoofdzaken in de tekst kan vinden.
Terugkijken
De vorige les ging over hoe je een tekst globaal ging bekijken. Daarbij spelen het onderwerp en de hoofdegedachte een hoofdrol. Heb je de toets op die manier geleerd? Wat heb je daaraan gehad? Noteer goede tips in je notitieboekje of op je computer.
Bekijk de video
Noteer goede tips in je notitieboekje of sla het op op je computer in het mapje ‘Tekstbegrip’.
Welke tekst voor welk vak ga je leren voor de toets?
Bespreek dat met de klas en de mentor.
En zet het in je agenda.
Stap 3. Zoek de hoofdzaken
Alle informatie die iets zegt over de hoofdgedachte, noemen we de hoofdzaken. Als de hoofdgedachte is ‘De oceaan is zwaar vervuild’ ga je op zoek naar zinnen die gaan over de ‘vervuilde oceaan’. Maar darvoor kan je ook signaalwoorden gebruiken.
Let op
De belangrijkste informatie vind je meestal in de eerste, tweede, of laatste alinea van de tekst. Vaak ook in de eerste, tweede of laatste zin van elke alinea. Maar ook vaak in de latste alinea. Alle andere informatie noemen we de bijzaken.
Bijzaken maken het verhaal leuker door details te vertellen over het onderwerp. Daarmee vult de schrijver de tekst op waardoor het een samenhangend verhaal wordt.
Signaalwoorden
Signaalwoorden kunnen daar goed bij helpen. Ze geven een signaal aan de lezer: ‘Let op! Er komt belangrijke, nieuwe informatie aan’. Je kan het vergelijken met aas en een vis; Het signaalwoord is het aas, en de zin die daar op volgt is de vis.
- Signaalwoorden van opsomming
Dat zijn woorden die aangeven dat er een opsomming aan komt. Aangezien een opsomming vaak belangrijke informatie achter zich aan sleept, heb je te maken met hoofdzaken.
Voorbeelden:
- Ten eerste, ten tweede, ten derde (enz.)
- Allereerst, eerst, om te beginnen
- Bovendien, ook, en, daarnaast, verder
- Niet alleen + maar ook (als combinatie)
- Als laatste, ten slotte, tot slot
- Signaalwoorden van tegenstelling
Dat zijn signaalwoorden die de lezer waarschuwen voor een tegenstelling. Dat wijst erop dat er hoofdzaken op het pad van de lezer komen.
Bijvoorbeeld:
- Maar, echter, toch, wel
- Hoewel, ondanks, weliswaar
- Integendeel, daarentegen
- In tegenstelling tot
- Aan de ene kant + aan de andere kant (als combinatie)
- Enerzijds + anderzijds (als combinatie)
- Desalniettemin, desondanks
- Signaalwoorden van vergelijking
Dat zijn signaalwoorden die informatie met elkaar vergelijken.
Bijvoorbeeld:
- Zo, net zo, net als, evenals
- Op dezelfde manier
- Zie ook, vergelijk
- Bijvoorbeeld, zoals, zo
- Denk aan
- Een voorbeeld is
- Stel je voor, stel dat
- Ter illustratie
4. Signaalwoorden van argumentatie
Bijvoorbeeld:
- Omdat, daarom, dus, om die reden
- Doordat, daardoor, waardoor, zodat
- Met het doel dat, om te, opdat, teneinde, waartoe
- Want, namelijk, immers
- Zodat, met het gevolg dat, ten gevolge van, kortom
- Dat heeft geleid tot…
5. Signaalwoorden van tijd
Deze signaalwoorden geven ook aan wanneer er iets belangrijks gaat gebeuren.
Bijvoorbeeld:
- Eerst, voordat
- Tijdens, tegelijkertijd
- Nadat, daarna, vervolgens
- Uiteindelijk, als laatste, ten slotte, tot slot
- Zodra, als, wanneer, op het moment dat, terwijl
6. Signaalwoorden van conclusie
Deze signaalwoorden geven aan dat er een conclusie wordt getrokken.
Bijvoorbeeld:
- Dus, kortom, al met al, met andere woorden
- Daaruit volgt
- Hieruit blijkt dat
- Samenvattend, concluderend, alles overziend
OPDRACHT 1. Wat zijn de hoofdzaken?
Onderstreep of markeer de hoofdzaken.
Bewaar deze informatie in je notitieboekje of op je computer..
Stap 4 Maak de samenvatting
Een samenvatting is de verkorte versie van de tekst die je moet leren voor de toets. Loop de tekst door en let op de signaalwoorden. Gebruik de hoofdzaken die zij voor jou boven water haalden.
Let op!
Een samenvatting mag slechts 20% van de hele tekst beslaan. Gebruik de hoofdzaken in dezelfde volgorde als in de oorspronkelijke tekst. Schrijf het op in plaats van het te typen. Daardoor onthoud je het beter. Schrijf de tekst niet over uit het boek, maar vertel het in je eigen woorden. Daarmee geef je aan dat je de tekst begrijpt.
OPDRACHT 2. Hoe wordt de samenvatting?
Schrijf de samenvatting in je notitieboekje, bewaar het op je computer of schrijf het in je samenvattingenschrift.
Je kan ook uitgaan van signaalwoorden. Schrijf die op zoals hieronder is gedaan en schrijf de hoofdzaken die daarbij horen erachter.
Bijvoorbeeld: ‘Welk signaalwoord kom je tegen in de tekst? Welke informatie uit de tekst hoort daarbij?’
Maak met deze zinnen je samenvatting.
Gebruik daarvoor een apart blaadje, een samenvattingenschrift of je notitieboekje. Je mag het natuurlijk ook op je computer bewaren.
WAT HEB JE GELEERD?
Deze les heb ik geleerd hoe je ervoor kunt zorgen dat je alle hoofdzaken uit de tekst haalt.
Challenge
Leer de toets de komende week op deze manier.
Kijk eventueel ook bij les 2 en 3.
EXTRA OPDRACHT
Kijk wanneer je een volgende toets hebt: welk boek moet je daarvoor eventueel meenemen?
Inhoudsopgave
Les 1. Hoe leer je een tekst?
Les 2. Wat zijn de hoofd- en bijzaken?
Les 3. Hoe leer en maak je een toets?
Terug naar hoofdpagina